Onkruid: doe er wat aan

Kees Planqué (oud-tuinder van tuin 103 B)

maart 2016

Alhoewel iedere plant recht op leven heeft en buiten de moestuin tot de Natuur, met hoofdletter, behoort, is onkruid in de moestuin niet welkom. Het ene onkruid minder dan het andere en sommige onkruiden jagen je als moestuinder, die het maximum uit zijn minimum stukje grond wil halen, in de gordijnen.
De afgelopen twee jaar zag ik aan de Zandlaan een forse toename van een gras, genaamd Hanepoot, en in mijn eigen tuin een gevaarlijke nieuwkomer de Knolcyperus. Tijd voor actie! Actie niet alleen tegen deze twee soorten die tot de top onkruiden in Nederland behoren. Voor Knolcyperus geldt een meldingsplicht en deze mag absoluut niet voorkomen in pootgoed. Ook willen we die plant niet aan de Zandlaan en wie de plant aantreft moet even zich melden omdat dan grondig gezocht moet worden naar de knolletjes van de Knolcyperus, zodat uitbreiding daar meteen gestopt wordt.

En als we het er dan toch over hebben laten we dan een aantal andere onkruiden ook eens onder de loep nemen. Misschien dat een goede blik op de biologie van zo’n plant ons een beetje kan helpen het totale ongerief van het onkruid tegen te gaan. Alhoewel we allemaal koning op onze 100 plus vierkante meter zijn en de buren volgens het reglement toestemming moeten vragen om je tuin te betreden en je gewassen zorgvuldig gezaaid en gepoot moeten worden, trekt onkruid zich weinig van tuingrenzen aan. Lichter dan een veertje zweven de zaadpluisjes vanaf je buren naar binnen. Kortom, je onkruid is niet alleen een probleem voor jezelf maar ook voor anderen. Dus echte invasieve onkruiden, de soorten die zich heel gemakkelijk en in grote aantallen verspreiden, kunnen we, tot het gemak van iedereen, beter met z’n allen bestrijden.

Op internet vond ik een lijst van zo’n 250 onkruiden die in Nederland een rol spelen: http://www.houtwal.be/vakartikels/nomenclatuur/onkruiden.htm

Kennis is een wapen in de strijd tegen onkruid en misschien helpt kennis ook bij het voorkómen. Dus hierbij een overzicht van de, bij ons, meest frequente onkruiden en hun onhebbelijkheden.

Onkruid vallen in mijn beleving uiteen in drie groepen

  1. Woekeraars
  2. Pioniers
  3. Grote wortelvormers

1) De woekeraars hebben zo hun onverwoestbare positie in je tuin doordat ze met een wortelstok overal waar een stukje wortel achterblijft weer uitgroeien tot een florissante plant: Zevenblad, Heermoes, Kruipende boterbloem, Kweekgras en Witte klaver springen mij het eerst voor ogen, met Heermoes (geen zaadplant maar een sporenplant, een paardenstaart, daarover verderop meer) en Zevenblad als absoluut meest bedreigende soorten. De Haagwinde zal bij veel tuinders ook hoge ogen gooien.
Een soort die ik aanvankelijk niet als woekeraar zag is Breedbladig weegbree. Dit onkruid heeft iets van alle drie de groepen: wortelstokken, veel zaad productie en een hardnekkige penwortel.

2) Pioniers zijn planten die graag op open en verstoorde bodem staan. Nadat ze kiemen investeren ze meestal eerst in wortels, maar wie het kleine plantje negeert blijkt een hardnekkige gast te hebben gekregen. Dus na het schoffelen meteen uitrapen om ervan af te komen. Kom je er niet van af dan blijken ze tientallen soms honderden en in enkele gevallen duizenden zaden per plant te kunnen vormen, waarvan sommige jaren kunnen blijven slapen. Die slapende zaden noem je de zaadbank van je tuin en die zorgt ervoor dat je na stevig wieden weer veel kiemplanten ziet. Het voorkomen van zaadzetting is dan ook essentieel bij deze soorten. Vogelmuur is redelijk onschuldig, maar door het doorwortelen op de knopen, de vertakkingen, lastig. Kaal Knopkruid begint als onschuldige groepje stippen maar als ze 1 cm groot zijn, zit er 4 cm wortel onder de grond. Volwassen kan de plant prachtig vertakken en tientallen hoofdjes met elk 3, 4, 5, bloemen met elk 25 zaadjes hebben. Dus bv. 4 zijtakken met elk 100 hoofdjes met 3 tot 5 bloemen met in elk 25 zaadjes geven totaal 30.000 tot 50.000 zaadjes (4 x 100 x [3 tot 5] x 25).
De pionier die mij het meest grijze haren bezorgt tot u toe was gewoon straatgras. Een mooi licht groen grasje dat het hele jaar rond bloeit en iedere keer wanneer je terugkomt van vakantie je eerdere schone tuin van een lichte gazon structuur voorziet.
Leuke soorten zijn Bitter veldkers in het voorjaar en Sint Janskruid. Leuk omdat ze leuk bloeien maar ook omdat ze goed beheersbaar zijn. Feestelijk zijn de forse Paardenbloemen in eind voorjaar en vroege zomer, de Akkermelkdistel in de nazomer en soms fraai aansprekend de Wilgenroosjes. Het Wilgenroosje is een grote, tot 2 m hoge, plant met grote bloemen. Onze tuinen vullen zich met wat officieel Basterdwederik heet en dan meestal de Kantige basterdwederik. Allemaal planten met zwevende zaden die zich makkelijk op een warme dag 1000 meter ver kunnen verspreiden.

3) De hardnekkige wortelaars zijn Brandnetels, Kleine Klit, maar ook breedbladige Weegbree, Paardenbloem en Akkermelkdistel. Goed te bestrijden met mechanische middelen alhoewel je soms wat dieper moet graven om het laatste stukje wortel mee te nemen.

Grote plagers

A) Heermoes
Heermoes is een sporenplant net als varens en wolfsklauwachtigen. Hij behoort tot de paardenstaarten, een groep planten zo oud dat ze als fossiel in de steenkool wordt teruggevonden, dus 320 miljoen jaar geleden ontstaan. Net als krokodillen een evolutionair succesnummer. In het voorjaar verschijnen grappige sporenaren. De stengels zijn geleed uit delen opgebouwd zodat ze, wanneer je er aan trekt, meteen op zijn deel afbreken. Dat is allemaal nog daaraantoe. Het ergste van de heermoes is het ondergrondse deel.
Heermoes heeft een drielagig ondergronds wortelstelsel. Uit de bovenste laag komen de scheuten van vegetatieve planten naar boven. De wortelstok wordt in het najaar dikker van het opgeslagen reservevoedsel. De wortelstok vertakt regelmatig en op de knooppunten ontstaan bolletjes.
Bestrijding: Die meerlagige 3-D wortelstructuur leidt ertoe dat schoffelen alleen niet helpt. Opsteken, schoffelen, uithongeren, isoleren vanaf nieuwe terreinen als het pad en wegjagen uit hoeken en gaten waar ze zich schuilhouden zoals onder het pad en het terras. Bij het afbranden van bermen is het Heermoes die zich daarna uitbreidt. In de natuur voelt het zich thuis als pionier op vochtige wat kalkrijke grond, in cultuurland op gestoorde dus omgewerkte of verplaatste grond. Ieder segmentje kan weer uitgroeien, maar dat is ook de achilleshiel. Wanneer je maar vaak genoeg de plant schoffelt, omploegt of anders stoort dan verliest hij het. Mijn ervaring om bij het opkomen van de plant meteen 25 cm diep uit te steken werkt totdat ik met vakantie ga. Na terugkomst is het zaak dat je gewas-planten ver genoeg van elkaar staan om efficiënt en vaak te kunnen wieden. En bij het spitten iedere zwarte wortel die je ziet verwijderen. Hij is overigens bijzonder resistent tegen spuitmiddelen en zelf giftig.

B) Hanepoot
Hanepoot is sinds 1500 in Nederland. Hij hoort thuis op kalkarme akkers en is een eenjarige grove onkruidplant met dikke, vaak geknikte stengels en brede, onbehaarde bladeren, vaak rood en violet. Zaad kan het langer dan 5 jaar in de grond volhouden en het kan tot een meter diep wortelen. Reden om er snel bij te zijn De soort is duidelijk te onderscheiden van straatgras. Het straatgras is klein, zelden groter dan 5 cm voordat het een bloeiaartje krijgt. Hanepoot is een eenjarige plant met grof blad, tot wel een halve cm breed. De bladen zijn plat om elkaar heen gevouwen zodat het als een bundeltje bladeren in de grond staat en meestal een wat plat liggende rozet vormt. Hanepoot bloeit met een hele grove aar. Er is een hoofdas met dikke zijtakken. Een van de kafjes (een bloemblad blaadje van een gras heet kafje) is stekelpuntig of met een lange naald.
Wanneer je Hanepoot vindt dan meteen diep verwijderen. Zie je hem pas wanneer hij met aren staat: het laatste alarm om de plant te rooien want hij vormt een groot aantal vrij grove zaden die uitstekend overwinteren. Twee goede kenmerken om de plant te herkennen zijn de platte stengels aan de voet met een rode vlek en de grove pluim met grote zaden.

Bestrijding:
* Hanepoot is een lange dag plant en vorstgevoelig, dus normaal zal Hanepoot zelf na de winter verdwenen lijken; het zaad blijft echter liggen en kiemt prima. Dus rooien voor de zaadvorming en gerooide planten met zaden afvoeren naar huis.

* Na het uitsteken is het absoluut noodzakelijk de wortels uit de grond te verwijderen, zonder dat er iets achterblijft. Dat is een redelijk vervelend en vooral een inspannend werk.

C) Straatgras
Straatgras is eigenlijk een echt succes nummer: in 14 dagen van zaadje naar zaadje, weinig planten doen dat sneller. Hij is ontstaan uit een bergsoort en een soort uit Zuid-Europa. Het levert een plantje dat wereldwijd kan groeien.
Bestrijding: Voorkom zaadzetting, dus in de kiem smoren door te schoffelen en meteen uit te rapen. Wat helpt is voorzichtig wieden zodat de grond zo min mogelijk gestoord wordt en dieper liggende zaden niet naar boven komen.

D) Kaal Knopkruid
Ook een immigrant, dit keer uit Zuid-Amerika en in de 19de eeuw ingeburgerd. Thuis op kalkarme akkers, eenjarig, met zaden die langer dan 5 jaar overleven in de grond.
Bestrijding: Wanneer ik op mijn tuin niets zou doen dan heb ik in oktober een tuin vol met knopkruid. Dus schoffel ik het en raap het meteen uit. Wanneer je het tijdens een beetje vochtige nacht laat liggen, zit het de volgende dag weer vast. Door het grote wortelstelsel beschadigt het je groente wanneer je het groter dan een paar cm eruit haalt. Juist die planten die dicht tegen je kiemende bieten aangroeien moet je direct verwijderen.
Voor mij is het een persoonlijke vete geworden en ik probeer iedere bloem er meteen uit te halen door in het najaar bij ieder tuinbezoek door de tuin heen te gaan en iedere bloeiende plant eruit te trekken. Dat gaat goed overigens en beter met een klein opsteekschepje. Het plantje lijkt ongevaarlijk, maar let op. Een bloempje, eigenlijk net zo’n bloem als van een Margriet, een Paardenbloem, Distel of Zonnebloem bestaat eigenlijk uit allemaal aparte bloemetjes die elk 1 zaadje produceren. De familie heette tot voor kort dan ook de Composieten, de samengesteldbloemigen. Dus gezien de enorme hoeveelheid zaadjes (30.000 – 50.000, zie onder 2-Pioniers) die een paar takjes van dit onkruid kunnen produceren: uitrukken die plant! Laat maar zeldzaam worden.

E) Knolcyperus
Ik vond afgelopen zomer een exemplaar van Knolcyperus op mijn tuin. De plant leek op Heen, de Zeebies. Een stevige driekantige stengel, mooi helder groen, gootvormig blad. Zelf ook als onkruid lastig omdat het een goede wortelstok vormt. Knolcyperus is een zeer hardnekkig onkruid, dat sinds eind jaren zeventig in Nederland voorkomt. Het is met Gladiolen meegekomen uit het buitenland. Gladiolenkwekers zoeken steeds andere stukjes grond om op te telen waardoor er een efficiënt verspreidingsmechanisme ontstond. Het kaartje geeft de plekken aan waar ze worden aangetroffen: zandgronden voor bollenteelt en aspergeteelt vallen daarbij op.
Bestrijding: Het productschap voor de akkerbouw heeft een voorschrift gegeven om vermeerdering en verspreiding te voorkomen en daarmee problemen bij de export van bijv. bollen, planten en pootaardappelen. Het algemene voorschrift is dat bij een vondst op het perceel een teeltverbod voor alle akker- en tuinbouwgewassen wordt opgelegd en regels worden gesteld aan het geteelde gewas. Daarnaast is de eigenaar/gebruiker verplicht om de knolcyperus te bestrijden en verspreiding via machines en werktuigen (ook van loonwerkers) te voorkomen. Dit is de formele tekst van het productschap akkerbouw.
Voor ons geldt: vind je een plant die erop lijkt, laat hem staan, markeer de plek, neem contact op met het bestuur en laat grondig controleren wat je hebt staan. De hardnekkigheid van Knolcyperus schuilt in de knolletjes. Een enkele plant kan volgens de ‘Nederlandse Oecologische Flora’ van Weeda tot 500 knolletjes produceren. En zelfs kleine knolletjes kunnen meerdere malen uitlopen. Een hoofpijndossier om te voorkomen.

Planten waar we allemaal medeverantwoordelijkheid voor dragen

Het meeste onkruid is lastig, maar is het probleem van de tuinbezitter. De planten met verstuivend zaad zoals Akkermelkdistel, Basterdwederik en Paardenbloemen zijn vooral het probleem van je buurman. Wanneer die onkruiden niet door iedereen bestreden en onder druk gehouden worden, dan helpt het wieden in je eigen tuin maar met mate.
En zoals in mijn inleiding gezegd: de bloem van een forse Paardenbloem, een Akkermelkdistel of Basterdwederik (meestal genoemd Wilgenroosje) is fraai. Maar ook een bron van hardnekkig onkruid.

Akkermelkdistel is een forse plant, holle stengel, wit melksap op afbreken, levert met wortelstok nieuwe planten, maar goed te schoffelen, de wortels bij voorkeur uitsteken want wortelfragmenten groeien goed terug tot meer bloeiende planten.

De bloemen van de Viltige basterdwederik zijn maximaal 1 cm, maar uit de bloemstelen, in feite het vruchtbeginsel, komen na de bloei tientallen zaadpluizen per bloem. Dat is de reden om niet te veel van deze plant te genieten, want het is een plaag voordat je het weet.

Tot slot:
het maakt je tuin wat saai, maar voldoende ruimte tussen je op een rechte rij staande planten, zodat je schoffel er makkelijk doorheen kan, helpt voor het routine werk.

 

Foto’s v.l.n.r:

Heermoes, Hanepoot, Straatgras, Kaal knopkruid en Knolcyperus.